HILVERSUM - Een 39-jarige vrouw is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De vrouw stichtte in april vorig jaar brand in haar eigen huis in Hilversum. Hierbij raakte een man, die op de bank lag te slapen, zwaargewond.

Brand
In de nacht van 20 op 21 april 2019 zijn de verdachte en het latere slachtoffer in de woning van de verdachte. Op verschillende plekken in de woonkamer staan waxinelichtjes. Ook staat er in de woning een flesje met benzine. De benzine is door de verdachte in twee theekopjes gegoten. Die staan op een tafel tussen twee bankstellen in. Rond 3:00 uur valt het slachtoffer op een bank in slaap. Zo’n tweeënhalf uur later wordt hij wakker gemaakt door de verdachte omdat de vloer in brand staat. Bij het wegrennen valt het slachtoffer op de brandende vloer. Hij loopt tweede- en derdegraadsbrandwonden op en wordt met spoed naar het brandwondencentrum in Beverwijk gebracht.

Voorwaardelijke opzet
De verdachte ontkent dat zij opzettelijk brand heeft gesticht in haar eigen huis. Volgens haar is het niet bewust gebeurd. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet concluderen dat de verdachte een vooropgezet plan had. Wel is sprake van voorwaardelijke opzet. Uit onderzoek in de woning blijkt dat op verschillende plekken op de grond benzine lag. Het is niet precies duidelijk hoe de benzine op de grond in brand is gevlogen, maar de rechtbank kan tot geen andere conclusie komen dat dit moet zijn gebeurd door toedoen van de verdachte. In een filmpje, gemaakt door de verdachte, is namelijk te horen hoe ze zegt dat de helft van haar benzine weg is. Ook kan worden vastgesteld dat de verdachte, op het moment dat zij wist dat er benzine op de grond lag, waxinelichtjes heeft verplaatst en een aansteker heeft gebruikt. De verdachte had kunnen weten dat er zo brand zou ontstaan.

Straf
Uit psychiatrische rapporten blijkt dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en angstklachten heeft. Die angstklachten zijn in de periode vóór de brand toegenomen. Volgens een deskundige is het aannemelijk dat bij de verdachte tijdens de brandstichting sprake was van de psychiatrische problematiek. De rechtbank is van oordeel dat de brandstichting in een verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Doordat de verdachte ontkent, hebben deskundigen niet goed onderzoek kunnen doen. Hierdoor kon geen advies gegeven worden over een eventuele behandeling. Het is ook niet duidelijk geworden of hulpverlening zal slagen. Daarom ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om tbs met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer.