MUIDEN - Veronica werd geboren in 1946 op Curaçao en overleed in 2025 in Waardenburg. Ze verhuisde toen ze nog jong was met haar familie naar Breukelen in Nederland. Ze ging naar de Vrije School in Den Haag en later naar de Geert Grote School in Amsterdam. Na een jaar reizen in het buitenland ging ze naar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Ze heeft zich aanvankelijk als keramiste ontwikkeld en later in de schilderkunst. In de Betuwe doceerde ze kunst op “de Warmonderhof,” een opleiding voor biologische land en tuinbouw. Ze volgde tevens de opleiding kunstzinnige Therapie aan de Academie de Wervel in Driebergen. Vanaf 1975 was ze werkzaam als zelfstandig kunstenaar.
Een jaar later ontmoette zij in Amsterdam de Amerikaanse kunstenaar Viktor IV, met wie zij een intensieve periode van uitwisseling en confrontatie doormaakte. De spanning tussen haar antroposofische achtergrond en zijn vrije levenshouding bleek zeer creatief, maar ook complex te zijn.
Ook haar kortstondige relatie met Anton Heyboer in die periode was heftig. Na haar studietijd en verblijf in Amsterdam en Den Ilp werkte Veronica de rest van haar leven in de Betuwe, waar zij haar (buiten)zoutovens kon gebruiken en zich verder bekwamen in het technisch uitdagende proces van het zoutglazuren. Hier ontwikkelde zij haar vermogen tot concentratie, reflectie en ambachtelijke precisie.
Veronica verdiepte zich, door het lezen van geestverrijkende boeken, in het wezen van de mens, wat te zien is in haar werk. Ze hield zich niet bezig met exposities of verkoop.
Ze heeft veel van haar gedachtes op papier gezet. Zoals de volgende aantekeningen, dit is wat zij er zelf over schreef.
“Mooi is waar je met bevrediging naar kijkt. Voor mij begint schoonheid niet bij de buitenwereld, maar in het werk zelf. Elk kunstwerk draagt een eigen norm in zich — een innerlijk maatgevoel dat pas zichtbaar wordt wanneer je vergelijkt, herhaalt, mislukt en opnieuw probeert. In de opeenstapeling van schetsen, in het zoeken zonder haast, openbaart zich een interne orde. Daarin wordt duidelijk wat “goed” is, en wat niet.
Kijken is herinneren. Elke blik activeert wat we al gezien hebben — van Egyptische reliëfs tot Japanse rolschilderingen, van Bonnard tot Bacon. Onze maatstaven verschuiven, maar verdwijnen nooit. Wat ooit lelijk was, wordt later schilderachtig; wat vergankelijk leek, blijkt vol leven. Een vermolmd hekje in een weiland wordt plots beeldschoon — niet omdat het veranderd is, maar omdat wij dat zijn.
Notities lezen is als een onderzoek naar de aard van oordeel. Voor mij is echte kunst niet alleen mooi, maar schoonheid belichaamt het— geladen met betekenis, geboren uit concentratie. De intensiteit waarmee ik werk, het weigeren van de makkelijke oplossing, schept een eenheid waarin niets toevallig is. Zo ontstaat het gevoel dat een werk alleen zó kon zijn — bevrijd van willekeur, evenwichtig, tijdloos.
Kunst raakt het eeuwige in het tijdelijke. Evenwicht, spanning, rust — ze weerspiegelen het menselijke verlangen naar het voleindigde, het blijvende. “Alle lust wil eeuwigheid,” zegt Nietzsche. Dat verlangen leeft in elk werk dat met aandacht is gemaakt.
Voor mij is kijken een daad van zuivering. Wat lelijk lijkt, vraagt om herstel; wat mooi is, laat ik met rust — om te begrijpen waarom het prettig is om te zien. Zo wordt kijken zelf een vorm van scheppen: een oefening in aandacht, in overgave, in het toelaten van betekenis.
Kunst, is de wil tot het volmaakte — maar ook het loslaten van die wil. In die spanning, waar intensiteit en eenheid elkaar raken, bestaat het werk.”

6.7 ℃






































